’s-Gravelandse Vaart
De ’s Gravelandse vaart werd in 1634 gegraven om het afgegraven zand naar Amsterdam te vervoeren. Vanuit Amsterdam werd organisch huisafval teruggevaren, om de afgegraven gronden weer op te hogen, de zogenaamde toedek. Ook werd vuile was meegevaren, die in het schone water van de vaart gewassen werd. Nog steeds herinneren de gebouwen van enkele stoomwasserijen aan dit wasserijverleden van het dorp.
De 's-Gravelandse vaart maakte onderdeel uit het van het stelsel van trekvaarten dat rond 1630 werd aangelegd. Hierbij gebruikte men zoveel als mogelijk bestaande waterwegen, maar het grootste deel werd nieuw gegraven, zoals deze vaart. Naast de vaart lag een jaagpad, waarmee ook een wegverbinding tot stand kwam. Langs de vaart ontwikkelde zich de bebouwing, vooral boerderijen, die zich later ontwikkelden tot de huidige buitenplaatsen. Rond 1650 werd nog een zijtak in de richting van Hilversum gegraven, de Gooise-, Hilversumse- of Beresteinse vaart.