Toegankelijkheid

Skip to main content
De Vecht vanaf Uitermeer stroomop gezien. Op de voorgrond de Boerenvecht met bebouwing op smalle oeverwal. In het midden de Spiegelplas; daarachter de Horstermeer. In de verte is de Herenvecht te herkennen aan de donkere parkbossen

Vecht

Drieduizend jaar geleden breekt de Rijn bij Utrecht uit zijn oevers en ontstaat de oer-Vecht: de noordelijkste zijtak van de Rijn. De nieuwe rivier zoekt zijn weg naar zee door het ondoordringbare veenmoeras tussen de Heuvelrug en Kennemerland. Vanuit het stroomgebied van de Rijn voert de Vecht het sediment (zand en klei) aan, waaruit de rivier haar oeverwallen en de achterliggende komgronden opbouwde. De oeverwal en de rivier vormen samen de stroomrug, de ruggengraat van de Vechtstreek. In het grote Hollands-Utrechtse veenmoeras vormen de stroomruggen het fundament voor de toekomstige bewoning, voor het stichten van dorpen, de aanleg van wegen en de basis voor de latere ontginning van het veenmoeras.

De Vecht lopend van Utrecht naar Muiden verandert onderweg een aantal keren volledig van karakter. Het meest bekend is het deel met de buitenplaatsen, de Herenvecht. Voorbij Vreeland wordt het landschap helemaal open, de Boerenvecht. Bij Muiden is de invloed van de Zuiderzee nog goed zichtbaar.

Van Utrecht naar Muiden

De Vecht begint sinds 1609 in de stad Utrecht bij de Weerdsluis. Eenmaal buiten de stad slingert de Vecht door het lage land om bijna vijfenveertig kilometer verder bij Muiden en het Muiderslot in het IJmeer uit te komen. Het verval over die afstand is slechts enkele cm’s. Opvallend is dat het rivierlandschap over deze relatief korte afstand volledig van karakter verandert, zozeer dat we vier verschillende sferen kunnen onderscheiden, van stedelijk met dichte bebouwing, naar kleine dorpen en parkbossen, vervolgens open met vergezichten om te eindigen in de sfeer van de Zuiderzee. De verschillen worden voor een groot deel veroorzaakt door de sedimenten die de tak van de Rijn hier  3000 jaar geleden afzette. In het zuidelijke deel werden veel sedimenten afgezet en is een brede oeverwal ontstaan ( Zie ook: Ontstaan van de vechtlandschap). Gaande naar het noorden worden de sedimentafzettingen veel minder . Na Vreeland zijn er geen oeverwallen meer te herkennen. De mens speelde in op de aanwezigheid van de oeverwallen. Bouwde er dorpen en later buitenplaatsen. De grote verschillen van de Vechtstreek  zijn deels het gevolg van de natuurlijke processen, deels ontstaan door de activiteiten van de mens die op de natuurlijke verschillen heeft ingespeeld.

De boezem van Amstel en Vecht

De Vecht is een deel van het boezemsysteem van Amstel en Vecht. Ook de grachten van Amsterdam maken deel uit van dit systeem. Het omvat verder de kleine veenriviertjes zoals De Oude Waver, de Holendrecht en de Bullewijk. Het Gein en delen van de Angstel hebben een ander karakter. Hier zijn de sedimentafzettingen nog zichtbaar. Ze liggen op een bredere stroomrug en hier en daar zijn nog kleine buitenplaatsen aanwezig. De hele boezem ligt hoger dan de omliggende landerijen. De landerijen  zijn in de loop van de tijd door de inklink gezakt terwijl het boezemssysteem op een stevigere ondergrond ligt en weinig gezakt is. Lag de boezem vroeger lager dan de omgeving , nu ligt hij daar duidelijk boven. het is een omkering van het landschap. Dit verschil in niveau vormde de basis van het Nieuwe Hollandse Waterlinie. Indien nodig konden de landerijen geïnundeerd vanuit de hoger liggende Vecht (Zie ook: Waterlinie).

herstel

In de jaren 1960-1970 was de waterkwaliteit van de Vecht ernstig verslechterd. Het water bevatte nog nauwelijks zuurstof en de visstand was minimaal.  Maar de waterkwaliteit heeft zich na 1996 goed hersteld. Van Utrecht tot Muiden zijn water en oever nu samen weer een fantastisch landschap (Zie ook: waterhuishouding 1700-heden). Het spelevaren  neemt nu weer net zo’n belangrijke plaats in als in de 17e eeuw  (Zie ook: cultuur en recreatie). Door de verbeterde kwaliteit van water en oever krijgt de Vecht ook een steeds belangrijkere functie als de groene verbinder van de omliggende natuurgebieden (Zie ook; Moerassen)

De beroemde dakpanbeschoeiing is weer vrij gemaakt en hier en daar opnieuw aangelegd. De rietkragen waren voor een groot deel verdwenen. Door de aanleg van een open palenbeschoeiing wordt de oever beschermd tegen de golfslag van de recreatievaart. De resultaten zijn zichtbaar, de oevervegetatie herstelt zich. Langs de oever en op het water zitten vaak vissers, wat betekent dat ook de visstand zich hersteld heeft.

De stedelijke Vecht

Kenmerkend voor de Stedelijke Vecht is hoe diep het groene van de Vecht als ‘scheg’ doordringt tot in de binnenstad, zeker tot aan de Rode Brug.

Sinds 1609 begint de Vecht bij de Utrechtse Weerdsluis, direct buiten de stadswallen. Tot voorbij de Rode brug heeft het eerste stuk vanouds een sterk stedelijk karakter. Geen wonder, want dit deel was sterk vergraven en hier, bij de Bemuurde Weerd, waren ook tal van kleine industrietjes gevestigd, waaronder steen- en pannenbakkerijen en scheepswerven en het Sint Anthoniegasthuis.

Verder stroomaf kreeg de Vecht al vrij snel een landelijk karakter met tuinderijen en ook al enkele buitenplaatsen. Beroemd was het, helaas geheel verdwenen huis Zijdebalen, een combinatie van buitenplaats en fabriek, waar met listig gebruik van waterkracht een zijdespinnerij was gevestigd. Van de buitenplaats Rosendael staan alleen nog de theekoepel en de monumentale poort.

Het landelijke karakter bleef tot ver in de 19e eeuw behouden. Vanaf dat moment rukt de stedelijke bebouwing steeds verder op door de opeenvolgende stadsuitbreidingen. Op de westelijke oever zien we eerst 19e-eeuwse arbeiderswijken, iets verder vroeg 20e eeuwse tuindorpen.

Als antwoord op de niet aflatende behoefte aan woningbouw, o.a. ten behoeve van de bedrijven Werkspoor en Demka die zich langs het Amsterdam–Rijnkanaal vestigden, werd rond 1925 de As van Berlage ontwikkeld, een meer dan 2 km lang stedenbouwkundig project dat de stand met de toen nog zelfstandige gemeente Zuilen verbond. Aan de oostzijde werd in de zestiger jaren de wijk Overvecht gebouwd met naoorlogse galerijflats.

Als ‘groene scheg’ vervult de “Zuilense Vecht” tegenwoordig met haar groene oevers een rol in de verbinding tussen stad en landschap met accent op natuur, recreatie en cultuurhistorie. Deze scheg vormt een belangrijke schakel in het recreatieve routenetwerk tussen Utrecht en Maarssen. Het is een gebied dat wordt ervaren als tussenland; de rand van de stad en dorp.

Met de uitspraak van Belle van Zuylen op de brug in de Vechtdijk “Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid” vormt de Klopvaart de logische grens tussen de Stedelijke Vecht en de Herenvecht. De Stedelijke Vecht gaat op de westoever nog een stukje door. Daar vinden de Parel van Zuilen, die de buitenplaats Daelwijck weer tot leven heeft gebracht. Het huidige huis stamt uit 1830 en heeft een door landschapsarchitect Springer aangelegde tuin. Tot de opheffing van Zuilen als zelfstandige gemeente, in 1954, was Daelwijck het gemeentehuis van Zuilen.

De Herenvecht

De Herenvecht, die loopt van Oud Zuilen tot Vreeland, ontleent zijn naam aan de vele buitenplaatsen met hun parkbossen die sinds de 17e eeuw op de oeverwal zijn gebouwd en die, samen met de historische dorpen, nog steeds het beeld bepalen.

Op weg naar Oud-Zuilen, langs het met hoge bomen begroeide Zandpad, begint de Herenvecht met op de oostoever een groot weiland met op de achtergrond het parkbos van Slot Zuylen. Het kasteel is omgeven door grachten en parkbossen en heeft een fraaie kasteeltuin. Zowel het kasteel als de tuin zijn zeker een bezoek waard. Bij Slot Zuylen is ook een Toeristisch overstappunt gerealiseerd. Het 17e-eeuwse kerkje, het Rechthuis en de huizen Swaenenvecht en Zuylenburgh flankeren de Vecht. Aan de overkant herinnert het toegangshek van Groenhoven aan de gelijknamige verdwenen buitenplaats. Het oude deel van het dorp Zuilen herinnert nog aan de nauwe relatie die dit dorp had met het kasteel en aan de vele steen- en pannenbakkerijen die er in het dorp waren. Dat zien we ook aan het volkstuinencomplex buiten het dorp, dat ooit door de familie aan de arbeiders ter beschikking was gesteld.

Even ten noorden van Oud Zuilen liggen twee poldermolens die samen met het sluizencomplex een uniek ensemble vormen: de molen Westbroek (1753) is met een vlucht van 28 m de grootste van de provincie en staat naast de wipmolen Buitenweg (1830) de kleinste molen van de provincie (Zie ook: Waterhuishouding 1700-heden). Totdat hun functie door een gemaal is overgenomen, sloegen de molens via de Nedereindsevaart het overtollige water van de gelijknamige polders uit op de Vecht. De sluizen maakten deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en konden ook worden gebruikt om de polders te inunderen.

buitenplaatsen

Van Zuilen tot Vreeland  is een zone met majestueuze parkbossen met daar tussen, in het geboomte, de buitenplaatsen. De rivier is hier relatief smal en vormt zo met de buitenplaatsen een uitgebalanceerde eenheid. De zone met buitenplaatsen wordt  afgewisseld met een aantal dorpen die elk hun eigen karakter bezitten.

De zwagers Joan Huydecoper en Pieter Belten lieten in 1628 de jonge architecten Jacob van Campen en Philips Vingboons hun buitenplaatsen verbouwen. Dat waren de eerste buitens langs de Vecht en daarmee werd het Hollands Classicisme als architectuurstijl geïntroduceerd. Tijdens het Rampjaar 1672/72 wisten Joan Huydecoper en Jacob Scott (rijk geworden door de handel in slaven) voldoende middelen bijeen te brengen om te voorkomen dat de Franse troepen ook in Maarssen/Maarsseveen door brandschatting grote vernielingen zouden aanrichten. Daarom telt Maarssen nog relatief veel buitenplaatsen van de eerste generatie tussen 1628 en 1672. Dichter bij Breukelen werd ook het kasteeltje Oudaen gespaard: de eigenaar was katholiek!

De meeste buitenplaatsen dateren uit de 17e eeuw. Het leven speelde zich af op de rivier. De buitenplaatsen zijn daarom met hun voorgevel naar de rivier gericht. Sommige buitenplaatsen geven  een ingetogen beeld , andere zijn uitdagender. Langs de rivier bouwde men een theekoepel om gezien te worden. Veel buitenplaatsen worden nu weer bewoond. In de zestiger jaren werden veel buitenplaatsen bezet door bedrijven, die tijd is nu voorbij (Zie ook: Buitenplaatsen).

De oeverwal is op de meeste plaatsen aan de westkant het breedst (Zie ook: Ontstaan van de Vechtlandschap). Hier vinden we de meeste buitenplaatsen die we dus vanaf de oostoever van de Vecht, langs het Zandpad het best kunnen bekijken. Eeuwen lang is de Vecht de belangrijkste transportlijn geweest tussen Utrecht en Amsterdam. Later heeft de Straatweg deze functie overgenomen. Het Zandpad was het jaagpad  waar het paard liep dat de trekschuit trok. Met de plaatsing van een nieuwe rolpaal wil men de herinnering aan de trekschuit levend houden. Het touw waarmee getrokken werd, werd in een bocht om de rolpaal geslagen om te voorkomen dat de boot tegen de oever aan getrokken zou worden. De verbinding met Amsterdam liep via Nieuwersluis en de Nieuwe Wetering richting Abcoude.

Doordat de oeverwal aan de oostzijde van de Vecht smal is komt de agrarische grond tot vlak aan de Vecht en liggen er een aantal boerderijen aan het Zandpad.

De tuinen van de buitenplaatsen waren in de 17e eeuw Franse stijltuinen met strakke heggen en een symmetrische aanleg. In de 19e eeuw kwamen de Engelse landschapstuinen in de mode. Deze vroegen veel minder onderhoud. Hier werden de nu eeuwenoude bomen geplant. Vaak in een omgeving met doorkijkjes, met romantische tuinvijvers en een bruggetje. Onder de bomen, in het voorjaar, bloeit de beroemde stinzenflora: kleine bolgewassen  die in het voorjaar en kleurrijk tapijt vormen. In de zomer is het de hortensia die kleur geeft aan de buitenplaats.

Op de westoever richting Breukelen ontstond de ‘Mennistenhemel’, genoemd naar de Doopsgezinde kooplieden die daar hun huizen bezaten, zoals Rupelmonde, Sterreschans, Over Holland en Vijverhof (nu Flora Batava). Richting Loenen was vooral de familie Hoek actief met Ouderhoek, Middenhoek, Nieuwerhoek en Jongerhoek, waarvan alleen Nieuwerhoek nog bestaat.

hekken

De buitenplaatsen zijn  gericht op de rivier. Een kostbaar hek aan de landzijde, dus aan de achterzijde van de buitenplaats had dus weinig zin. Dat is anders met de buitenplaatsen waar de buitenplaats door een pad is gescheiden van de Vecht. Aan de oostzijde van de Vecht scheidt het Zandpad de tuinen van de buitenplaatsen van de rivier en worden de hekken een object met uitstaling. Buitenplaatsen als Goudestein en Doornburgh hebben imposante hekken aan de kant van het Zandpad. De hekken hebben prachtig smeedwerk. Bij Goudestein is in de boog van het hek de naam van de buitenplaats in vergulde letters aangegeven. Het meest opvallende hek staat niet aan de Vecht maar aan de Straatweg. Het imposante hek van Vreedenhof heeft prachtig smeedwerk en twee rijk bewerkte hardstenen hekpilaren als basis.

Kastelen

Bij Breukelen liggen langs de Vecht drie kastelen. Aan de oostoever Oudaen met zijn fraaie trapgevels en zijn karakteristieke  uitbouwtje. Het ligt verscholen achter een heg en is niet makkelijk te zien. Aan de westzijde het grote kasteel  Nijenrode in gebruik als opleidingsinstituut. Bij het begin van Breukelen het robuuste vierkante Gunterstein (Zie ook: Kastelen).  

dakpanoevers

Bij Breukelen zien we oeverbeschoeiingen uit gestapelde dakpannen. Deze herinneren aan de vele steen- en pannenbakkerijen langs de Vecht, zoals bij Cromwijck (verdwenen) en Vecht en Rhijn, waarvan het gebouw nog staat. De misbaksels, zg. ‘wrakke’ pannen, werden in meerdere lagen gestapeld op een onder water liggende balk en vormden zo een stevige oeverbeschoeiing die wel een eeuw meekon. Zij zijn nu in slechte staat, deels als gevolg van de verlaging van het Vechtpeil en ook door de toenemende asdruk op het Zandpad.

de kernen

De stroomrug van Vecht en oever wordt afgewisseld door een aantal kernen, ieder met zijn  eigen karakter.

Tegenover de molens, op de plaats van een voormalige scheepswerf, zijn een nieuw dorpje en een jachthaven ontstaan: Op Buuren Park maakt deel uit van de ontwikkeling van het dorp Op Buuren ter plekke van de voormalige Amsterdamse Kininefabriek. De zwaar vervuilde grond maakte een ingrijpende bodemsanering noodzakelijk en bood de kans om voor het eerst het concept Vechts Bouwen toe te passen. Vechts Bouwen zoekt, met respect voor het verleden, een eigentijds antwoord op de (cultuur-)historische geschiedenis van de locatie. Op Buuren Dorp (572 woningen) kreeg een stedelijk karakter met hoge bebouwingsdichtheid en een maatvoering en ritme geïnspireerd op Maarssen. Aan de overkant kreeg Op Buuren Buiten (72 woningen) ruimte en grotere huizen.

Het dorp Maarssen presenteert zich als een belangrijk centrum. De aan beide zijden van de Vecht gelegen huizen (aan de Langegracht, Herengracht en Schippersgracht) zijn op de Vecht gericht en in totaal geven zij een zeldzaam gaaf beeld. De Herengracht wordt bepaald voor vooral 18e-eeuwse herenhuizen; langs de Langegracht zijn de huizen bescheidener. De Schippersgracht met simpeler huizen en ruimte voor opslag had de functie van loswal.

Dit is in tegenstelling met Breukelen waar juist de tuinen van de woningen aan de Vecht grenzen. De voorzijde van de huizen ligt aan de Straatweg.  Hetzelfde vinden we in het pittoreske Loenen, de tuinen liggen aan de Vecht.

Nieuwersluis is ontstaan om de sluis die rond 1448 is aangelegd na het graven van de Nieuwe Wetering als vaarverbinding tussen de Vecht en de Angstel. Al het trekschuitverkeer van en naar Amsterdam kwam dus door Nieuwersluis. Het jaagpad richting Utrecht liep over de oostoever, richting Loenen over de westoever. Vanwege die gunstige ligging was de omgeving in trek voor de aanleg van buitenplaatsen. De ligging bij de sluizen leidde tot de aanleg van het Fort en de Willem III kazerne, nu in gebruik als gevangenis (Zie ook: Waterhuishouding 1000-1700).

Loenen is ontstaan bij een splitsing van de Vecht. De westelijke tak, die bij Loenersloot aansloot bij de Angstel, is nu als stroomrug herkenbaar en in gebruik als Rijksstraatweg; de oostelijke tak loopt door tot Muiden. Het dorp ligt voornamelijk op de westoever. De brug verbindt Loenen met het buurtschap Oud Over, dat tot 1952 onder de gemeente Loosdrecht viel. Tot die tijd moest tol betaald worden. De ca. 600 m lange Dorpsstraat vormt het belangrijkste element van Loenen dat historisch-stedenbouwkundig en architectonisch vrijwel intact is gebleven. Rond de fraai gerestaureerde laat-gotische kruiskerk met zijn iets scheefstaande toren ligt een intiem kerkelijk erf.

In Vreeland hebben de huizen aan de Voorstaat overtuinen. De tuin ligt aan het water die door een straatje gescheiden is van de woningen, zodat de woningen ook weer uitkijken op de Vecht.   

Vreeland ontstond rond het kasteel Vredelant dat in 1253 in opdracht van de bisschop in een bocht in de Vecht werd gebouwd en in 1528 in opdracht van Karel V gesloopt. In de 15e eeuw werd de bocht afgegraven om de Vecht beter bevaarbaar te maken. Verbonden door een dubbele ophaalbrug ontwikkelde het dorp zich langs dat rechte stuk.

Oeverlanden

Tussen de dijk op de oeverwal en de rivier liggen hier en daar oeverlanden. Sommige zijn groot en soms bedijkt, andere juist weer heel klein, drassig en met natuurlijke oever. We vinden ze overal langs de Vecht. De grotere zijn soms gebruikt voor de aanleg van buitenplaatsen, zoals de ‘Gouden Bocht’ in Maarssen en de ‘Menistenhemel’ tussen Breukelen en Nieuwersluis en verderop, tot aan Loenen. De vette rivierklei was geschikt voor de aanleg van een parkbos. Deze buitens hadden vaak een overtuin achter de Vechtdijk (resp. Diependaalsedijk of Rijksstraatweg).

Op ’t Slijck is een fraai voorbeeld van een groot oeverland dat door de eigenaar van de overkant (Huydecoper) bewust open werd gelaten en deels nog een natuurlijke plas-dras oever heeft.

De kleinere oeverlanden, vooral langs de Boerenvecht, zijn vaak in gebruik genomen om er een schuurtje op te bouwen of een (woon)boot aan te leggen. Hierdoor is de landschappelijke waarde sterk teruggelopen. In het kader van het Restauratieplan Vecht zijn de laatste jaren pogingen ondernomen om deze oeverlandjes te herstellen en zo het landschappelijk karakter te vergroten, o.a. door de uitkoop of het verplaatsen van woonschepen.

Bijzonder fraaie oeverlandjes vinden we langs de kleine veenriviertjes, zoals het Gein, de Oude Waver en de Holendrecht. Het zijn rietlandjes met een rijke begroeiing van dotterbloemen en hier en daar rietorchissen.

De Boerenvecht

Voorbij Vreeland wordt de rivier breder en langzaam verdwijnen de parkbossen. Vanaf de Vecht ontstaat een wijd uitzicht op de omliggende weilanden en open achterland met hier en daar een geriefbosje. De boerderijen liggen doorgaans langs de dijken die op de stroomrug zijn aangelegd. Op de vechtweiden ter weerszijde van de Vecht vinden we vooral melkveehouderijen. Tussen Vreeland en Nigtevecht vinden we ook een aantal fruitbedrijven. Grote delen van de oevers van de rivier worden in beslag genomen door woonschepen.

Voorbij Vreeland liggen de weilanden aanzienlijk lager dan de rivier. Door inklink is in de loop van de eeuwen het land zover gezakt Zie ook : Vechtweide). Rivierdijken gelegen op de stroomrug beschermen het land voor overstromingen. De watermolens hielden de laag liggende komgronden droog en sloegen hun water uit op de Vecht. De Garstenmolen zorgde voor de Garstenpolder. De Hoekermolen voor de Hoekerpolder (Zie ook: Waterhuishouding 1700-heden).

In 1630 is bij de Nes een grote bocht van de Vecht afgesneden. De Amsterdamse koopman Pieter Reaal kocht het eiland dat daardoor ontstond en stichtte daar de buitenplaats Huys te Nigtevecht. Dit huis is gesloopt en het zand is door Ballast Nedam gewonnen voor de aanleg van de verkeersweg A2. Van het Realeneiland rest nu alleen de buitenring. De Nes is nu ingericht als haven voor woonschepen. Vlakbij de Nes ligt ook de sluis ’t Hemeltje tussen de Vecht en het Hilversums kanaal.

Voorbij de Nes, slingert de Vecht in een wijde boog om de hoger gelegen berg van Nederhorst den Berg. Om die bocht af te snijden laat Gerard van Reede, heer van Nederhorst, in 1628 de (inmiddels gedempte) Reevaart graven; met gevolg dat Nigtevecht buiten de vaarroute kwam te liggen. De oostoever ligt vanaf daar in de provincie Noord-Holland; de westelijke oever ligt tot aan de Hinderdam op Utrechts grondgebied.

De Vecht buigt bij Nigtevecht zover naar het westen dat het in verbinding staat met het Amsterdam-Rijnkanaal.  De sluizen tussen de Vecht en het Amsterdam-Rijnkanaal staan altijd open. Het is daar een komen en gaan van vaartuigen, zowel voor de beroepsvaart als ook van de recreatieve vaart. Nigtevecht ligt aan een binnenbocht van de Vecht. In de historische kern ligt de bebouwing aan weerszijde van de Dorpsstraat/Vechtdijk en van de Vecht afgekeerd. De ligging buiten de vaarroute, de beperkte landverbindingen en het ontbreken van vaste oeververbindingen hebben het dorp een geïsoleerde positie gegeven. Het dorp had vooral een agrarisch karakter.

Aan de overkant van het kanaal ligt het fort ‘Nigtevecht’ dat deel uitmaakte van de stelling van Amsterdam ( Zie ook: Waterlinie). Een fietsveer over de Vecht verbindt Nigtevecht met Nederhorst den Berg; een fietsbrug over het kanaal verbindt het dorp met het Gein en Abcoude.

Voorbij Nigtevecht, aan de Noord-Hollandse oostoever, lag ooit een van de grootste en weelderigste buitenplaatsen van de Vecht: het door Christoffel Brants gebouwde en naar Tsaar Peter de Grote (die het in 1717 bezocht) vernoemde Petersburg. Ooit vermaard om zijn prachtige tuinen met 12 afbeeldingen in de Zegepralende Vecht is Petersburg vanwege de hoge onderhoudskosten teloorgegaan en begin 19e eeuw op afbraak gesloopt. Verderop, aan de Utrechtse kant, vinden we het uit de 18e eeuw stammende Zwaanwijck, waar de weduwe Johanna Theunissen in 1900 het huidige Zwaanwijck liet bouwen, dat nu uit appartementen bestaat.

De Hinderdam is nu een eiland, dat voor een deel bestaat uit het Fort bij de Hinderdam. De Hinderdam is vernoemd naar de dam en keersluis die daar in 1437 werd aangelegd ter vervanging van de Otterspoordam. Die dam hinderde weliswaar de doorgaande scheepvaart, maar beschermde het gebied van het bisdom Utrecht tegen overstromingen vanuit de Zuiderzee.

De Zuiderzeevecht

De Hinderdam fungeerde als zeesluis tot de aanleg van de zeesluis in Muiden in 1674. Met gevolg dat de dijken van de Vecht tegelijkertijd als rivierdijk en als zeewaterkering fungeerden.

Na de Hinderdam - we zijn dan geheel op Noord-Hollands grondgebied - kruist de N236 de Vecht. Daar liggen enkele oeverlandjes van bijzondere waarde omdat ze in het voorjaar wit zien van de bloeiende zomerklokjes. Een bolgewas dat zich vooral thuis voelt in dit drassige milieu. Er wordt wel verondersteld dat deze soort een overblijfsel is van de tijd dat het peil van de Vecht sterk schommelde door de eb en vloed van de Zuiderzee, dus van voor de aanleg van de zeesluis in Muiden in 1673.

De Vecht slingert hier vlak langs het Naardermeer. Op de weilanden langs de Vecht fourageren veel vogels uit dat gebied, zoals purperreigers. Tussen de Vecht en het Naardermeer ligt het fort Uitermeer. Met zijn markante torenfort (1845) ligt het fort op een strategisch punt langs de Vecht; het is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Bij fort Uitermeer komt de ’s-Gravelandsevaart via een schutsluis in de Vecht. Oorspronkelijk lag de sluis in het fort, maar vanwege overlast zijn sluis en vaart in 1878 om het fort heen geleid.

Verder stroomaf richting Weesp zijn grote delen van de Vechtdijk intensief bebouwd en in gebruik als ligplaats voor woonschepen; de spoorlijn domineert het landschap. Vlak voor de stad liggen aan de linkeroever twee draaivaardige molens: de voormalige houtzaagmolen De Eendragt (1691) en de naastgelegen korenmolen De Vriendschap (1694/1900). Het in De Vriendschap gemalen meel is te koop in de molenwinkel.

De vestingstad Weesp, dat sinds 2022 als ‘stadsgebied’ bij Amsterdam hoort, kreeg in 1355 stadsrechten. Vanouds een bedrijvige en welvarende stad met ooit 25 industriemolens. Water speelt in de (economische) geschiedenis van Weesp een belangrijke rol. Het Smal Weesp (Herengracht) verbindt de Vecht met het Gein en de Gaasp. Bij dat ‘drierivierenpunt’ lag de buitenplaats Driemond. Weesp leverde schoon drinkwater uit de Vecht aan Amsterdam. Dat schone water trok ook de vele bierbrouwerijen aan die zich in Weesp vestigden, net als jeneverbranderijen; vanaf de 19e eeuw, de productie van cacao en chocolade.

Buiten Weesp liggen op de linkeroever enkele boerderijen en een volkstuinencomplex. Over de smalle dijk van de rechteroever loopt de Lange Muiderweg met weer een lange rij woonboten. Bij de aanleg van de vernieuwde snelweg A1 bleef de Vecht door ondertunneling gespaard, maar van de oude Vechtdijk is weinig meer te herkennen.

Het sluizencomplex met het gemaal domineert de stad Muiden. Aan de monding van de Vecht kreeg de bisschop van Utrecht in 953 het tolrecht op handelsroute over de Vecht. Van een vissersplaats ontwikkelde Muiden zich tot stad. Het Muiderslot (1280) bewaakte de monding van de rivier, maar de groei stagneerde omdat de handel zich naar Amsterdam verplaatste. Tijdens de tachtigjarige oorlog kreeg de stad zijn omwalling, rond 1850 vernieuwd voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De stad kreeg een belangrijke impuls met aanleg van de ‘Grote Sluizen’ (1674) (Zie ook: Waterhuishouding 1000-1700) en de vestiging van scheepswerven en zoutziederijen; in 1703 werd de kruitfabriek gesticht.

Met de zeesluis is de stad duidelijk op zee gericht. Buiten de sluizen ligt de stad hoog boven water om overstromingen te voorkomen. Langs de Vecht ligt de bruine vloot. Aan de overkant scheepshellingen en een belangrijke jachthaven. Voorbij Muiden passeert de rivier het Muiderslot. Tussen twee lange strekdammen door eindigt de Vecht hier in wat nu het IJmeer heet.

Vind de boeiende verhalen en gebeurtenissen van de Vechtstreek

Het verhaal van de Vechtstreek vanuit het landschap beleven? Kies dan voor de filter 'landschap'. Bent u meer geinteresseerd in het ingrijpen van de mens in dat landschap, kies dan voor de ingang ‘Historie’. Kies vervolgens een pin (locatie) op de interactieve kaart om het verhaal van deze plek te bekijken.
Zoek op Radius:
Toon Mijn Locatie