Waterhuishouding 1700 - heden
Na 1700 horen de meeste overstromingen tot het verleden, het waterbeheer wordt steeds beter georganiseerd. Naast het kwantitatief waterbeheer krijgt ook het kwalitatief waterbeheer in de 20e eeuw steeds meer aandacht. Drinkwater en buitenwater verbeteren van kwaliteit.
Het bestuur na 1700
In de 18e eeuw werd het gevaar voor overstromingen minder. De Zuiderzeedijken waren nu glooiend aangelegd. Soms ging het toch ernstig mis. In 1741 braken de Zuiderzeedijken door en overstroomden het land met alle nadelige gevolgen voor het agrarisch bedrijf (zie ook: agrarisch bedrijf 1660-1760) De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de dijken berustte bij drie hoogheemraadschappen. Naast de hoogheemraadschappen had iedere polder zijn eigen polderbestuur. Opvallend is dat het gebied te oosten van de Vecht geen eigen waterschap heeft.
De drie hoogheemraadschappen hadden ieder een eigen taak:
- Het Hoogheemraadschap Amstelland was verantwoordelijk voor de waterhuishouding van het gebied ten westen van de Vecht, hiertoe behoorden ook de polders Bijleveld, Kockengen en Spengen (zie ook: waterhuishouding 1000-1700);
- Het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk was verantwoordelijk voor de zeedijken van Amsterdam tot Muiden;
- Het Hoogheemraadschap Beoosten Muiden, was verantwoordelijk voor de dijk van Muiden naar de hoge gronden van 't Gooi.
In de loop van de 19e eeuw verdwijnen de windwatermolens. Er wordt overgegaan op gemalen, eerst op stoom, later elektrisch of op diesel. De molens worden gesloopt, een aantal krijgt een recreatieve functie. In een aantal wordt een electrisch gemaal geplaatst, zoals in de molen van de Westbroekse polder. Zo behouden deze hun landschappelijke waarde. In 1920 worden de elf watermolens die vanaf 1675 de polder De Ronde Venen hadden droog gehouden vervangen door het gemaal De Ruiter dat zijn water uitslaat op de Angstel. (zie ook: waterhuishouding 1000-1700)
Ook het gevaar voor overstromingen door het doorbreken van de rivierdijken verminderde sterk. Vooral door de activiteiten van het hoogheemraadschap Rijnland dat zich ernstig zorgen maakte over de onberekenbare kracht van de rivieren. Door de invloed van Rijnland kwam de verantwoordelijkheid van de rivierdijken te liggen bij de centrale overheid en ontstond in 1798 de Nationale Waterstaatzorg en in 1848 Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat wordt beheerder van de grotere wateren.
Tussen 1970 en 1979 verandert de structuur van de polders en de hoogheemraadschappen. De vele polderbesturen werden ondergebracht in drie waterschappen, De Vecht, de Proosdijlanden en Drecht en Vecht.
In 1970 worden de hoogheemraadschappen Amstelland en Zeeburg en Diemerdijk samengevoegd. In 1990 ontstond het hoogheemraadschap Amstel en Vecht waarin alle drie de oude hoogheemraadschappen en de waterschappen zijn opgenomen.
.
In 1975 wordt het waterkwaliteitsbeheer bij wet bestuurlijk geregeld. Het toenmalige hoogheemraadschap was hier niet op ingericht. Voor het Noord-Hollandse deel van de Vechtstreek ontstaat het Zuiveringschap Amstel- en Gooiland. Het beheer van de waterkwaliteit van het Utrechtse deel werd ondergebracht bij de provincie.
In 1996 wordt het kwaliteitsbeheer ook ondergebracht bij het hoogheemraadschap en ontstaat het hoogheemraadschap Amstel Gooi Vecht, AGV.
De opdracht van de waterschappen was om het peil in de sloten zo in te stellen dat een optimaal gebruik van het land mogelijk was. Eeuwenlang is dit gebeurd. Steeds weer werd het peil verlaagd als het land zakte. De veenweide ligt nu 2,5 m onder zeeniveau. Met de discussie over de inklink en de productie van CO2 door de vertering van het veen veranderde dat. Het beleid van het waterschap is er nu veel meer op gericht op het voorkomen van een te grote CO2 productie. Verlaging van het peil, en daarmee de aanpassing aan het agrarisch bedrijf, is niet langer het uitgangspunt. Het peil volgt niet langer de functie van het land. In sommige gebieden moet de gebruiker zich nu aanpassen aan de realiteit dat het land blijft zakken en daarmee steeds natter zal worden.
Infrastructuur
Eeuwen lang ging de vaarweg van Amsterdam naar de handelsstad Keulen via de bochtige Vecht. De grote schepen voeren over de Zuiderzee naar de sluis van Muiden en volgden dan de loop van de Vecht. Kleinere schepen voeren via de in 1638 gegraven Weespertrekvaart en de Gaasp en kwamen via Weesp op de Vecht. De naam “Keulse Vaart” voor de Vecht wijst op deze handelsroute (Zie ook: vervoerslint).
De trekschuiten volgden over het algemeen de route vanaf Nieuwersluis en de Nieuwe Wetering naar Abcoude en vandaar via de Holendracht naar de Amstel.
Begin 19e eeuw ontstonden er echter hindernissen in de route langs de Vecht, de sluizen van Muiden en Vreeswijk raakten sterk in verval en op verschillende plaatsen werden de bruggen te smal.
In 1821 besluit Koning Willem I in het kader van de verbetering van de algemene infrastructuur de vaart naar Keulen te verbeteren. De sluizen werden hersteld en de bruggen verbreed. De Vecht bleef echter een kronkelige en tijd vragende vaarweg. In 1892 komt het Merwedekanaal gereed en ontstaat en snelle vaart op Keulen. De Vecht is verlost van de te grote schepen. In 1952 wordt het Merwedekanaal verbreed en ontstaat het Amsterdam-Rijnkanaal.
Door het Merwedekanaal krijgen de polders, zoals de Garstenpolder en de Hoekerpolder, de mogelijkheid om het overtollige water uit te slaan op het kanaal. Langs het kanaal worden nieuwe gemalen gebouwd. De polders lozen niet langer hun water op de Vecht. (Zie ook: vechtweide)
In 1937 krijgt Hilversum via het Hilversums Kanaal en de sluis ’t Hemeltje een verbinding met de Vecht Het zand opgezogen uit de Wijde Blik kan via het kanaal vervoerd worden (Zie ook: plassen)
Aandacht voor de waterkwaliteit
Drinkwater
Reeds vanaf de 16e eeuw worstelen de steden met de kwaliteit van het water. De grachten ontvingen alle fecaliën van de stad waardoor ze zuurstofloos werden en ‘s zomers enorm stonken. De regenwaterputten raakten verontreinigd. In 1786 ging de stad Amsterdam water aanvoeren vanuit de Vecht. Het water wordt ingenomen bij Weesp en met schepen vervoerd naar Amsterdam. Daar werd het verkocht. Het water werd vooral gebruikt door de brouwerijen. Het vechtwater verminderde in de loop van de tijd van kwaliteit. In 1853 ging Amsterdam over op duinwater. Vanaf 1930 werd dit aangevuld me het water uit de Bethunepolder (zie ook: de Droogmakerijen). De dorpen en steden van de Vechtstreek gingen over op het gebruik van grondwater.
Door de aanleg van een riolering en van de aanvoer van schoon drinkwater verdwenen cholera en andere epidemieën uit de steden. De belangstelling voor de volksgezondheid en de kwaliteit van het buitenwater groeide. Door de microbiologen Pasteur en Koch ontstond inzicht in de besmettelijke ziekten. Ook in het buitengebied werden op grote schaal waterleidingen aangelegd.
oppervlaktewater
Vanaf de zestiger jaren ontstond een bredere belangstelling voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het water was ernstig verontreinigd. Het rioolwater werd nu via een waterzuiveringsinstallatie geloosd op het oppervlaktewater. De werking van de eerste afvalwaterzuiveringen was beperkt. De meeste organische stof werden afgebroken. Hierdoor verbeterde de zuurstofconcentratie in het ontvangende water. Voedingsstoffen zoals fosfaat en stikstofverbindingen passeerden de zuivering en het water werd voedselrijker. De dorpen en de steden groeiden en de huisvrouw ging fosfaathoudende wasmiddelen gebruiken. De industrie loosde al het afvalwater op de sloten en vaarten.
Het gebruik van pesticiden nam sterk toe. Insecticiden en herbiciden spoelden uit naar het oppervlaktewater. Het gebruik van kunstmest bereikte een top, ook dit spoelde uit naar het oppervlaktewater.
In de jaren daarna verbeterde er veel. In alle dorpen en in het buitengebied werd riolering aangelegd. De rioolwaterzuiveringsinstallaties werden efficiënter en gingen ook stikstof en fosfaat uit het afvalwater verwijderen. Het fosfaat in de wasmiddelen werd vervangen door minder schadelijke verbindingen. Het gebruik van kunstmest en pesticiden verminderde. Op enkele plaatsen werd het fosfaat verwijderd uit het toevoerwater naar gevoelige natuurgebieden. Het suppletiewater naar het Naardermeer, de Botshol (Zie ook: moerassen) en de Vinkeveense Plassen werd gedefosfateerd (Zie ook: plassen). Het afvalwater van Vinkeveen werd naar de zuivering van Mijdrecht geleid. De resultaten waren duidelijk. In de Vinkeveense Plassen verdwenen de drijflagen van cyanobacteriën (blauwwieren). De kwaliteit van het water in het Naardermeer verbeterde. Ook de dorpen om de Loosdrechtse plassen werden gerioleerd. De plassen bleven echter troebel vooral door de kleine veendeeltjes die in het water zweefden.
De Vecht
De Vecht was de laatste 1000 jaar een veenrivier die regen- en kwelwater van de veengebieden afvoerde naar zee. Het water had een uitstekende kwaliteit en een belangrijke binnenvisserij, er werd gevist op steur en zalm. Het water was rijk aan waterplanten. In de dertiger jaren van de vorige eeuw begon dit langzaam te veranderen. De invloed van de grote stad Utrecht werd zichtbaar.
In de decennia daarna veranderde de kwaliteit van het Vechtwater drastisch. Industrieën loosden hun afvalwater op de Vecht. De bevolking van de steden en dorpen na toe. Vooral het slecht gezuiverde afvalwater van de stad Utrecht had grote invloed op de kwaliteit van het vechtwater. De rivier werd een dode rivier. Het zuurstofgehalte van het vechtwater was sterk verlaagd en er leefde nog nauwelijks vis in de Vecht. Vooral door het industriële afval was de bodem sterk verontreinigd.
Als overblijfsel van de Vecht als belangrijke scheepvaartverbinding met Duitsland was de Vecht nog altijd een rijkswater. Rijkswaterstaat was zodoende verantwoordelijk voor de kwaliteit van de Vecht. In 1996 werd in het Restauratieplan voor de Vecht (RPV) afgesproken dat de Vecht zou overgaan naar het waterschap AGV als Rijkswaterstaat de verontreinigde bodem zou saneren. In het RPV is verder afgesproken dat de een programma wordt ontwikkeld om de oevervegetatie te verbeteren. Zo zou de ecologische kwaliteit van de Vecht moeten verbeteren. In de jaren na 1996 werd eerst een langjarig programma ontwikkeld om de oevervegetatie te verbeteren. In de fase daarna wordt de Vecht uitgebaggerd en kwam de Vecht onder beheer te staan van het hoogheemraadschap.
Mede door een sterke verbetering van de zuivering van het afvalwater en het verdwijnen van industrieën langs de Vecht verbeterde de kwaliteit van het Vechtwater snel. Er is nu weer een goede visstand en de Vecht is een belangrijk recreatiewater geworden. Langzamerhand begon de oevervegetatie zich ook te herstellen. De toegenomen recreatievaart maakte het herstel van de waterplanten wel moeilijk.
Het Naardermeer
2000 jaar geleden was het Naardermeer een kweloog. Het grondwater uit de hogere zandgronden kwam in het laag gelegen Naardermeer aan het oppervlak. Het overtollige water stroomde naar de Vecht. Het Naardermeer had een uitstekende waterkwaliteit. Later verzorgde de molen de Onrust voor de afwatering van het Naardermeer. Het omliggende land werd ontgonnen en begon daarna te zakken (Zie ook: inklink) Het Naardermeer kwam daarbij boven het niveau van zijn omgeving te liggen. Het water kwelde weg in de richting van de lager gelegen agrarische gronden. Ook de grondwaterstroom verminderde daar er in het Gooi grondwater aan de werd onttrokken. Er moest vechtwater ingelaten worden om verdroging van het Naardermeer te voorkomen. De kwaliteit van het kwelwater uit het dichtbevolkte Gooi verminderde, het water uit de Vecht was ook zeer voedselrijk. Het water in het Naardermeer verminderde sterk in kwaliteit. De zo kenmerkende kranswieren verdwenen en het water werd sterk eutroof. Cyanobacteriën gingen het beeld bepalen. Sinds 1985 wordt het water van de Vecht eerst gedefosfateerd. De waterkwaliteit van het gebied is daarna verbeterd, al blijft de kwaliteit van het kwelwater onvoldoende. Om het wegstromende water in de richting van de omgeving te verminderen wordt nu een hoogwater-ring aangelegd om het Naardermeer waarmee de wegzijging vanuit het Naardermeer verminderd moet worden (Zie ook: moerassen)
de stroomrichting van de vecht
Eeuwenlang stroomde de Vecht vanaf Utrecht, de Weerdsluis, naar Muiden waar het water in de Zuiderzee stroomde. Bij Muiden was een gemaal gebouwd om bij hoog water in de Zuiderzee toch te kunnen lozen. Op de Vecht loosden alle dorpen en steden en alle omliggende polders.
Na de aanleg van het Merwedekanaal gingen de polders aan de westzijde van de Vecht lozen op het kanaal. De Vecht behield zijn eigen peil en vanaf het Merwedekanaal was de Vecht te bereiken via sluizen. Met de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal veranderde dit. De sluizen tussen het Amsterdam-Rijnkanaal bij Nigtevecht en Maarssen werden geopend, De Vecht kreeg het zelfde peil als Amsterdam. Het vechtwater stroomt via het kanaal en het IJ naar het Noordzeekanaal en wordt geloosd in IJmuiden. Met deze verandering veranderde ook de stroomregime van de Vecht. De rivier kreeg twee stroomrichtingen.
Het water dat in de stad Utrecht in de Vecht komt is voor een deel afkomstig van de Weerdsluis, maar grotendeels afkomstig van de zuiveringsinstallatie van de stad Utrecht. Het grootste deel van dit water verlaat de Vecht bij de Maarssen - Op Buuren.
Stromend in noordelijke richting verandert er weinig. Het water van de hoger gelegen zandgronden stroomt naar de Vecht, bij Loenen komt water binnen afkomstig van de Bethunepolder. Bij Nederhorst den Berg loost het gemaal van de Horstermeer water op de Vecht. Dit water is brak. Bij de open verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal stroomt veel water uit de Vecht naar het kanaal.
’s Zomers wordt er bij Muiden veel water ingelaten vanuit het IJsselmeer dat bij Weesp en Nigtevecht naar het Amsterdam-Rijnkanaal stroomt. Hierdoor ontstaat in de Vecht een stroming naar het zuiden. Het brakke water van de Horstermeer kan op deze manier geen negatieve invloed hebben op het water dat ingelaten wordt voor het Naardermeer.