Toegankelijkheid

Skip to main content
De veenweiden worden niet alleen gebruikt voor weidegrond, maar ook voor het verbouwen van mais.

Over de Vechtweide

Tussen de veenweiden en de Angstel en Vecht liggen de vechtweiden. Een open landschap met meer afwisseling dan de veenweiden. De afwisseling van het grondgebruik met agrarische bedrijven, boomgaarden en maisvelden geeft meer variatie. De sloten zijn smal en zijn daardoor minder bepalend in het landschap. Oevervegetaties spelen en veel bescheidener rol. Het land ligt hoger dan in de veenweide en is in dat opzicht minder aantrekkelijk voor weidevogels. Toch bevat het gebied een aanzienlijk aantal weidevogels zoals kieviten en grutto's.

In het zuidelijke deel bepalen de coulissen van het hoge geboomte van de buitenplaatsen op de oeverwal de horizon. Het noordelijke deel heeft een open horizon, het open landschap loopt direct tot de Vecht. Ook de aansluiting bij het Gein is van grote landschappelijke waarde. Vanaf de kaden langs de Vecht en het Gein kan overal van het dieperliggende polderlandschap genoten worden. Langs de Vecht en langs het Gein zijn een aantal molens blijven bestaan en zijn een verrijking van het landschap. Het zijn allemaal achtkantige windzeilers robuuste niet te hoge molens vroeger gebruikt als watermolen. De Broekzijdemolen en de Oostzijdse molen, de Delphine, bij Abcoude zijn ze door veel kunstschilders vastgelegd. Speciale aandacht vraagt het Velderslaantje dat dwars door de weilanden van het Gein naar Nigtevecht loopt.

Ondergrond en structuren

De ondergrond

De Vechtweiden liggen op een kleirijke ondergrond. Bij de overstroming door de Angstel, Vecht en de Oude Rijn werd in het gebied achter de oeverwal klei afgezet. Deze kleirijke gebieden zijn de komgronden gelegen achter de oeverwal van de Vecht en Oude Rijn. Voor een deel liggen de kleirijke weilanden ook op de sedimenten van de Vecht die daar ontstonden door het opvullen van de veenmeren met zand en klei. Na het ontstaan van de Zuiderzee kwam bij hoog water het zeewater tot boven de oeverwal. Hierdoor werd er op de komgronden ook zeeklei afgezet (zie ook: Het Ontstaan). De vruchtbare grond van de vechtweide maakt het waarschijnlijk dat dit gebied tot het ingrijpen van de mens een bosgebied is geweest. Bij het bewerken van de grond komen zo nu en dan resten van boomstammen tevoorschijn, meestal van eikenbomen (kienhout). De stukken hout worden verzameld en verkocht.

Structuren

Vanaf de vroege Middeleeuwen werden de komgronden gebruikt voor de landbouw. De loop van de sloten en het verkavelingspatroon zijn eeuwenlang bewaard. De eerste bewoners van de Vechtstreek woonden op de oeverwal. Stukje voor stukje ontgonnen zij de komgronden en ontstonden kleine blokvormige verkavelingen. Deze vorm van verkaveling heeft de naam ’blokverkaveling’ (zie ook De Grote Ontginning). Verkavelingen uit de latere Middeleeuwen vertonen een regelmatiger structuur. In de zeventiende eeuw ontstonden op de oeverwal langs de Vecht de buitenplaatsen. In de achttiende eeuw werden bij de buitenplaatsen Engelse landschapsparken aangelegd met een grote, vaak slingerende waterpartijen. Deze waterlopen zijn voor een deel nog zichtbaar in de structuur van de vechtweides. ( zie ook De Buitenplaatsen).

Polders en de afwatering

Polders.

Oorspronkelijk lag de Vecht verscholen tussen de hoger gelegen komgronden. De komgronden waterden af op de Vecht. In de loop van de eeuwen is het landschap omgekeerd. De Vechtweiden zijn gezakt, deels door het samenpersen van het veenpakket onder de kleirijke laag deels ook door het verteren van het aanwezige veen. De komgronden kwamen daardoor onder het niveau van de Vecht te liggen en werden polders, dit is de omkering van het landschap.

De bodem is rijk aan zand en klei en bevat minder veen dan in de veenweiden. Door de samenstelling van de bodem is de vertering van het veen minder en wordt er daarom minder CO2 geproduceerd dan in de veenweiden. Een hoge grondwaterstand is hierdoor wat minder urgent dan in de veenweiden. In vergelijking met de veenweiden zijn de sloten smaller en liggen dieper in het landschap. In een aantal polders ligt de waterstand van de sloten 80 cm onder het niveau van het grasland.

Afwatering.

De polders achter de Vecht zoals de Hoekerpolder en de Garstenpolder konden eeuwenlang hun overtollige water alleen uitslaan op de Vecht. Door het zakken van de grond verder van de Vecht kwamen de molens op het hoogste punt van de polders te staan. Dit veroorzaakte steeds grotere technische problemen bij de afvoer van het water (zie ook De Waterhuishouding tot 1700).

Dit veranderde toen in 1892 het Merwedekanaal werd gegraven. Er ontstonden nu mogelijkheden het water uit te slaan op het kanaal en werden er gemalen gebouwd die ver van de Vecht stonden dus juist op de laagste delen van de polders. Om de ver van de boerderijen liggende gronden te bereiken werden langs het kanaal nieuwe boerderijen gebouwd.

Herenvecht en Boerenvecht

Zuidelijke Vechtstreek, de coulissen.
In de zuidelijke Vechtstreek, de Herenvecht, sluiten de weiden aan bij de hoge parkbossen die op de oeverwal van de Vecht en de Angstel staan. Komend vanuit het westen of het oosten vormen deze bossen een natuurlijke coulisse die de vechtweiden afsluiten. De boerderijen liggen verstopt op de oeverwal omgeven door hoge bomen. Op sommige plaatsen lopen de Vechtweiden door tot op de oeverwal (zie ook De Oeverwal).

Noordelijke Vechtstreek, de openheid.
In het noordelijke deel van de Vechtstreek, de Boerenvecht, ten noorden van Vreeland, is de Vecht niet omsloten door oeverwallen waardoor een veel weidser landschap ontstond. De weilanden sluiten direct aan bij de Vecht of het Gein. De boerderijen liggen als een snoer direct aan de dijk van de Vecht (zie ook: agrarisch bedrijf 1660-1760).

Het agrarisch bedrijf.
Het grootste deel van de vechtweiden wordt gebruikt voor de veeteelt. Koeien spelen de grootste rol, maar ook geiten-boerderijen komen voor. De vruchtbare grond met de diepliggende sloten maakt het mogelijk om naast de veeteelt ook mais en graan te verbouwen.  Voor de teelt van mais en graan wordt het land eerst geploegd voor het gewas wordt ingezaaid. In deze periode is er geen afsluitende zode en komt de grond rechtstreeks in contact met de zuurstof uit de lucht. Hierdoor kan het aanwezige veen verteren. Op de kleirijke komgronden verloopt dit proces relatief langzaam en is maisteelt daardoor geaccepteerd. In de veen-rijkere weiden is maisteelt niet mogelijk, de veenbodem zou dan te snel zakken.

De ondergrond van de Vechtweiden is ook geschikt voor de teelt van vruchtbomen. In het gebied van de komgronden, zoals in de Garstenpolder en de Hoekerpolder liggen verschillende grote boomgaarden in de zone van de Vechtweides. Tegen de stad Utrecht, in de polder Buitenweg, sluit het gebruik van de grond meer aan bij de vraag van de stad, hierdoor komen in deze streek veel tuinderijen voor. (zie ook: agrarisch bedrijf 1940-heden)

Vind de boeiende verhalen en gebeurtenissen van de Vechtstreek

Het verhaal van de Vechtstreek vanuit het landschap beleven? Kies dan voor de filter 'landschap'. Bent u meer geinteresseerd in het ingrijpen van de mens in dat landschap, kies dan voor de ingang ‘Historie’. Kies vervolgens een pin (locatie) op de interactieve kaart om het verhaal van deze plek te bekijken.
Zoek op Radius:
Toon Mijn Locatie