Toegankelijkheid

Skip to main content

Plassen

De plassen in de Vechtstreek zijn allemaal ontstaan door vervening. Bij het beëindigen van de vervening bleef een landschap achter van legakkers en petgaten (zie ook Vervening). In de loop van de eeuwen zijn de meeste van de legakkers door vorst en stormen verdwenen. Er ontstond een open plassenlandschap. Aan de randen van de plassen groeiden de petgaten dicht en door verlanding ontstond een moeras (zie ook Moerassen). De overgebleven legakkers aan de randen groeiden vol met wilgen en elzen en zo kregen de plassen langs de randen een meer gesloten karakter. De laatste honderd jaar zijn de plassen steeds meer in gebruik genomen door de recreatie. Langs de randen villa's en zomerhuizen op de plassen zeilboten en sloepen. Het enige natuurlijke meer in de Vechtstreek is het Naardermeer, dit meer wordt bij het hoofdstuk moerassen behandeld.

plassen en meren

In de Vechtstreek bestaan plassen en meren. Plassen zijn door de mens ontstaan, of door vervening of door ontzanding. Meren hebben een natuurlijke oorsprong. In de Vechtstreek is dit het Naardermeer, de rest van één van de vele meren die 4000 jaar geleden in het vechtdal hebben gelegen. Twee maal is geprobeerd het Naardermeer droog te maken, doch dit is twee maal mislukt ( zie ook: moerassen). De Horstermeer heeft ook een natuurlijk ontstaan, maar is in de 19de eeuw drooggemaakt.

 De meeste plassen van de Vechtstreek zijn ontstaan door de vervening in de 16de tot 19de eeuw. In de 20ste eeuw zijn een aantal plassen gebruikt voor zandwinning, de Spiegelpolderplas is aangelegd voor de zandwinning. Bij de vervening ontstond een landschap met petgaten en legakkers. Op een aantal plaatsen zijn de petgaten verland en ontstond een moeraslandschap, dit gebeurde vooral langs de oostrand van de Oostelijke Vechtplassen. Op de meeste plaatsen zij de legakkers weggeslagen en ontstond een open plassengebied.

De laatste honderd jaar zijn de plassen populair geworden bij de recreatie. Vele legakkers zijn bebouwd met recreatiewoningen, de randen omzoomd door landhuizen. Verder hebben de plassen en belangrijke dagrecreatie van zeilboten en sloepen.

 De Vinkeveense Plassen zijn nu een open plassengebied met in het westen het lintdorp Vinkeveen. Alleen het noordelijke deel wordt beheerst door legakkers waarvan vele bebouwd zijn met een recreatiewoning. De Vinkeveense Plassen bestaan uit drie delen die van elkaar gescheiden zijn door een oude weg door het moeras (nu de Baambrugse zuwe) en de provinciale weg Haarlem-Hilversum. In de Noordelijke plas, waar veel zand is gezogen, ligt een rand kunstmatige eilanden die de kwetsbare veenoevers moet beschermen tegen de golfslag.

 In de Loosdrechtse Plassen zijn in het meest westelijke deel, de Kievitsbuurt, de legakkers intensief in gebruik voor verblijfsrecreatie. Het is verder een open plassengebied waar vijf verschillende plassen worden onderscheiden. Het oostelijke deel van de plassen sluit aan bij de moerasbossen van Loosdrecht. Een deel van de lekakkers is beschoeid om wegslaan te voorkomen, maar een groot deel heeft een natuurlijke oever. De natuurlijke begroeiing van de legakkers bestaat uit struiken zoals bramen, elzen en wilgen. Deze legakkers werken als coulissen in het landschap.  De natuurlijke randen van de akkers bestaan uit een begroeiing van lissen en riet overgaand in een zone van waterlelies en plompen.

het ontstaan

de vervening

 Het veen ligt op een zandlaag die vanaf de zandgronden in het oosten steeds dieper komt te liggen. De veenlaag is in het oosten dun en gedeeltelijk verdwenen. In het westen ligt een veenlaag van meer dan 7 meter (zie ook Ontstaan van het vechtlandschap). De hoeveelheid veen die gewonnen kon worden neemt daardoor toe naar het westen. Ook de wijze waarop de veenwinning heeft plaatsgevonden heeft invloed op de diepte van de plassen. Tot aan het einde van de negentiende eeuw werd handmatig gebaggerd. De plassen werden niet dieper dan twee tot drie meter, vooral het oostelijke deel van de Loosdrechtse Plassen is ondiep. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam in de Vinkeveende Plassen het machinaal baggeren op gang. Hiermee kon gebaggerd worden tot vier tot vijf meter (zie ook: Vervening).

zandwinning

In de 20ste eeuw werd het mogelijk om de dieperliggende zandlagen te gaan gebruiken. Uit de Wijde Blik en de Spiegelpolder Plas werd zand gezogen voor de aanleg van steden en wegen. De Grote- en Kleine Maarsseveense plas en de Vinkeveense Plassen volgden. Hier ontstonden plassen met een diepte tot 40 m. Dit veranderde het karakter van de plas, de legakkers verdwenen en hier en daar ontstond een gevaarlijke golfslag. Ter bescherming van de achterliggende legakkers en van de originele oevers is in de Vinkeveense Plassen en ring zandeilanden aangelegd die gebruikt worden voor de dagrecreatie en de korte verblijfsrecreatie.

Het water

stratificatie

In diepe plassen zoals de Vinkeveense Plassen wordt in de zomer de bovenste laag water opgewarmd door de zon . Het wordt lichter en drijft op het koude waterlaag er onder. Het leven speelt zich bijna helemaal af in het warmere bovenwater.
Het afgestorven leven uit de bovenste laag zakt naar beneden en de mineralen hieruit komen niet meer ter beschikking van het leven in de bovenste laag. Het betekent dat de bovenste laag in de loop van het seizoen voedselarmer wordt en het water helderder.

In de winter is de stratificatie verdwenen en is het water overal even koud. het water mengt en een deel van de mineralen komt weer veschikbaar voor groei in het voorjaar.

waterkwaliteit

In alle plassengebieden wordt gestreefd naar helder water. Algengroei is meestal de belangrijkste factor die het water vertroebelt. Daarom wordt op verschillende plassen het water dat de plassen bereikt eerst ontdaan van fosfaat (defosfatering). Zonder fosfaat kunnen de algen niet groeien en verbetert de waterkwaliteit door de verminderde fosfaat toevoer.

Het water van de Oostelijke Vechtplassen was tot 1880 kwelwater afkomstig van de hoger gelegen zandgronden van ’t Gooi en de Utrechtse Heuvelrug. Dit water was van uitstekende kwaliteit, arm aan fosfaten en rijk aan calcium. Bij de droogmaking van de Horstermeer en Bethunepolder veranderde dat. Het kwelwater liep nu naar de lagergelegen droogmakerijen en ook water uit de plassen verdween door de grond naar de droogmakerijen. In plaats van het kwelwater werd water uit de Vecht gebruikt voor het aanvullen van de plassen. De kwaliteit van het Vechtwater was slecht en de plassen raakten verontreinigd.  In de tweede helft van de 20ste eeuw verminderde de verontreiniging. Het toevoerwater naar de plassen kwam voortaan uit de Bethunepolder en werd samen met het Vechtwater gedefosfateerd, de dorpen werden gerioleerd. Hiermee werd een halt toegeroepen aan de ernstigste verontreiniging. De Loosdrechtse Plassen bleven echter troebel door het in het water zwevende veen. In 2022 en 2023 werden de plassen uitgebaggerd in de hoop dat de helderheid hierdoor zal verbeteren. Of zich daarna waterplanten gaan ontwikkelen is onduidelijk.

De Westelijke Vechtplassen zijn minder afhankelijk geweest van het kwelwater en werden voornamelijk gevoed door de omgeving en indirect via de Geer uit het Amsterdam-Rijn Kanaal. Door de lozing van het huishoudelijke afvalwater liep de waterkwaliteit in de zestiger jaren snel terug.  Na de aanleg van een rioleringssysteem verbeterde de kwaliteit van het water snel. Dit werd mede veroorzaakt door de diepte van de plas. De plas is door zandwinning over grote delen 40 meter diep. en dus 's zomers gestratificeerd. Veel afvalstoffen kwamen op de bodem terecht en bleven daar. Het toevoerwater water wordt nu gedefosfateerd waardoor maar weinig fosfaat de plassen bereikt.

Door deze maatregelen verbeterde de waterkwaliteit snel. Het water kreeg een doorzicht van zeven meter en behoort tot de helderste binnenwateren van Nederland. 

de oevers

Delen van de oevers worden bezet door particuliere tuinen en agrarisch gebied. Grote delen van de Loosdrechtse Plassen sluiten aan op de moerassen en broekbossen. Meestal is dit een brede rietzone die min of meer verruigd is. Op plaatsen waar het niet te diep is is een verlanding gaande (zie ook: Moeras). Het riet groeit met zijn wortelstokken het water in. Voor de rietzone komen velden voor van waterlelie en gele plomp. Op heel rustige plaatsen liggen soms velden van krabbenscheer. De rietzone is zeer kwetsbaar, het riet invaren om aan te leggen is dan ook streng verboden. Het riet breekt, de stengels lopen vol water en het riet sterft af. Ook door de vraat van het jonge riet door de ganzen wordt het proces van de uitgroei van het riet vertraagd.

 In de zomer zijn vooral de verruigde rietoevers een kleurrijk geheel met veel verschillende soorten planten zoals kattenstaart en leverkruid. De rietoevers zijn ook de plaatsen waar de meerkoet en de fuut hun nesten bouwen. De nesten van de meerkoet zijn hoog opgebouwd uit het water, die van de fuut zijn laag en drijven op het water. In het riet hangen de nesten van de kleine karekiet.

het leven in de plas

De troebelheid van het water van de plassen wordt niet alleen door de zwevende veendeeltjes bepaald, maar ook door het microleven, zwevende algen van allerlei soort. De algen leven van zonlicht en de mineralen in het water. Des te meer mineralen, en in het bijzonder fosfaat, des te meer algen, des te troebeler het water. In het water van de plassen kunnen duizenden soorten algen voorkomen, meestal zitten er meer dan honderd soorten algen in een liter plassenwater. De soortensamenstelling hangt erg samen met de kwaliteit van het water. Voedselrijk water bevat veel cyanobacteriën (vroeger blauwwieren geheten). Deze kunnen giftig zijn, en is één van de redenen om de kwaliteit van het water in de gaten te houden.

Zwevende algen in het water kleuren 's zomers het water groen

Algen worden gegeten door de watervlooien. Ze zijn een belangrijke factor bij het helder houden van het water. De watervlooien zijn weer het voedsel voor de jonge vis. Vooral in de voorzomer als de jonge vis (het visbroed) in grote scholen voorkomt kan het de populatie aan watervlooien flink decimeren. Van de miljoenen jonge visjes die elk jaar geboren worden worden er maar enkele groot. De meeste worden opgegeten, of door grotere vis of door waterinsecten.

 Ook de vis die in de plassen voorkomt is sterk afhankelijk van de waterkwaliteit. In het troebele, voedselrijke water vinden we grote hoeveelheden brasem en blankvoorn. De brasem zuigt slibrijk water op, zeeft het door zijn kieuwen en vangt zo het kleine bodemleven. Met dit zeven komt veel bodemmateriaal vrij en vertroebelt het water extra. In de troebele plas komen weinig waterplanten voor en de snoek kan zich nergens verschuilen, daarbij komt dat de snoek op het oog jaagt en in het troebele water is zijn prooi moeilijk te zien. De snoek komt dan ook weinig voor in de troebele plassen. Dat is anders in het heldere water van de Vinkeveense Plassen, daar leeft veel snoek, snoekbaars en baars, maar ook zeelt en rietvoorn. Veel brasem en blankvoorn komen hier minder voor. Er leeft minder vis in het heldere water, want er is minder voedsel, maar de vis is groter en het zijn andere soorten, dit is voor de sportvisser een extra uitdaging.

de waterplanten

Waterplanten kunnen zich alleen goed ontwikkelen als er voldoende licht op de bodem valt en als de bodem stevig genoeg is om te wortelen. Op de meest heldere plaatsen komen kranswieren voor samen met verschillende soorten fonteinkruiden. De Vinkeveense Plassen en het Naardermeer zijn bekend om hun kranswieren. Op de wat minder heldere plaatsen waterpest en hoornblad. Uitgebreide vegetaties van waterplanten zijn een belangrijk leefgebied voor waterinsecten en vis. Jonge vis kan er schuilen en ook de snoek zoekt vegetatierijke zones op. 

de vogels van de plassen

De plassen zijn beroemd om hun vogelleven. In alle seizoenen liggen de plassen vol watervogels, eenden, ganzen, meerkoeten en nog vele andere. De vogels zoeken de plassen op vooral als rust- en slaapplaats, hier is onmogelijk om gepakt te worden door bij voorbeeld een vos. Het is voor veel vogels ook een belangrijke fourageerplaats. De waterplanten op de bodem worden, als het water niet te diep is opgedoken, zowel de stengels van de planten als ook de wortelknolletjes van de fonteinkruiden vormen een belangrijk voedsel. Een aantal soorten, zoals de aalscholver en de fuut kan er vis vangen. Tenslotte is het ook een belangrijke broedplaats, meerkoeten , futen, eenden en de grauwe gans bouwen hun nest op rustige plaatsen langs of op de oevers. De vogelbezetting is streng gebonden aan de seizoenen.

In de winter liggen de plassen vol watervogels, voor een groot deel zijn het wintergasten. Vele, zoals de ganzen, en de smienten zoeken hun voedsel in de nabijgelegen weilanden. De vogels zoeken ‘s avonds de plassen op vooral als rust- en slaapplaats. Het is voor veel vogels ook een belangrijke fourageerplaats. De waterplanten op de bodem worden, als het water niet te diep is opgedoken, zowel de stengels van de planten als ook de wortelknolletjes van de fonteinkruiden vormen een belangrijk voedsel.

de recreatie

Door het hele jaar heen zijn de plassen flink in trek bij de recreanten. Zowel in de Loosdrechtse plassen als ook in de Vinkeveense Plassen zijn veel legakkers in gebruik voor de verblijfsrecreatie en zijn er zomerwoningen op gebouwd. In de Vinkeveense Plassen wordt de ring van zandeilanden intensief gebruikt voor de recreatie.

Niet op alle plassen mag er gerecreëerd worden. Op de Loenderveense Plas wordt niet gerecreëerd in verband met het gebruik van het water van deze plas voor drinkwater voor Amsterdam.

De plassen hebben een goede visstand en zijn geliefd bij de sportvisser. Door de mindere voedselrijkdom is de visstand van de Vinkeveense Plassen kleiner dan in de andere plassen, Er leven grotere exemplaren van snoek, baars en snoekbaars en dat trekt veel vissers. In de ondiepe plassen vinden we veel brasem, blankvoorn en karper. Overal langs de plassen kunnen visbootjes worden gehuurd.

Door de helderheid van de diepe plassen zijn deze zeer in trek bij de duikers. Zowel bij de Spiegelplaspolder, als ook in de Vinkeveense Plassen zijn goede duiklocaties aangelegd.
's Zomers wordt er veel gezeild. Vooral de Loosdrechtse Plassen, Vinkeveense Plassen en de Wijde Blik zijn van groot belang voor de zeilsport. Overal liggen jachthavens. Het varen met een sloep wordt steeds populairder.

Zodra er ijs ligt wordt er geschaatst, de ondiepe plassen zijn dan druk bezet. Zodra het ijs betrouwbaar is worden er veel toertochten gereden. De diepe plassen zoals De Wijde Blik, de Spiegelpolderplas en de noordelijke Vinkeveense plas vriezen niet dicht, hier kan alleen langs de randen geschaatst worden.