Toegankelijkheid

Skip to main content
Veenweide met op de achtergrond de kerk van Vinkeveen.

Veenweide

Het veenweidegebied wordt gekenmerkt door laag liggende weilanden met brede sloten en een hoge waterstand. Het is een open landschap zonder bomen, behalve hier en daar een pestbosje en wat knotwilgen. De veenweiden liggen op de duizenden jaren oude veenlagen die makkelijk inklinken. De uitgestrekte veenweiden liggen tussen Vinkeveen en Portengen in het westelijke Vechtgebied en bij Westbroek in het Noorderpark ten oosten van de Vecht. Om Ankeveen en Kortenhoef vinden we nog wat kleinere veenweiden die ingeklemd liggen tussen de moerassen aan de westkant en de hogere zandgronden de oostkant.

Horizontale lijnen

Het landschap van de veenweide is open, zonder bomen vol horizotale lijnen. Vooral in de westelijke veenweiden is de horizon ver weg. Het is het land met prachtige Hollandse wolkenluchten, maar ook het landschap waar de nevel uit de sloten komt. Steeds wijde vergezichten. De westelijke veenweiden sluiten aan bij het grote veencomplex van het Groene Hart. Het land ligt laag, de sloten zijn breed.

In het  oostelijke deel van de Vechtstreek sluiten de weilanden aan bij de moerassen, maar sluiten aan de andere zijde  aan bij de zandgronden van het Gooi en de Utrechtse heuvelrug. 

De laatste vijftig jaar is veel van de waarde van de veenweiden verloren gegaan. De slootkanten zijn veel minder bloemrijk. De weiden zijn een groen biljartlaken.  De weidevogels zijn sterk in aantal afgenomen. Door de inspanningen van het agrarisch natuurbeheer is op een aantal plaatsen een herstel op gang gekomen. In het voorjaar meer bloemen in de wei en het aantal weidevogels vermindert niet verder.

de veenweide

Laag liggende weilanden met brede sloten en een hoge waterstand. Het is een open landschap zonder bomen. Alleen hier en daar een pestbosje en wat knotwilgen. Tussen Vinkeveen en Portengen in het westelijke Vechtgebied en bij Westbroek in het Noorderpark ten oosten van de Vecht liggen de uitgestrekte veenweiden. Om Ankeveen en Kortenhoef vinden we nog wat kleinere veenweiden die ingeklemd liggen tussen de moerassen aan de westkant en de hogere zandgronden de oostkant. In het algemeen is de verkaveling van de veenweiden, ontstaan bij de ontginning 1000 jaar geleden, nog helemaal intact.

De vechtweiden ten westen van de Vecht liggen op een dikke veenlaag. De dikte van de veenlaag van veenweiden aan de oostkant zijn veel dunner. Deze verschillen hebben invloed op het karakter van de Veenweide ( zie ook: ontstaan van het vechtlandschap).

de veenweiden ten westen van de vecht

 Door de afwezigheid van bomen ontstaan lange vergezichten. In de verte de beslotenheid van de lintdorpen Vinkeveen en Wilnis met de erfbeplanting van rode beuk, linden en essen. Vaak aan de buitenkant omgeven door een lagere begroeiing met hakhout van wilgen en essen. In de Demmerikse polder en de polder Groot Wilnis-Vinkeveen wordt het uitzicht naar het westen bepaald door de grote Rooms Katholieke kerk van Vinkeveen. Aan de oostkant, richting de Angstel, zien we het beeld van de brede sloten en het lage land langzaam veranderen. Het land ligt hoger en de sloten worden smaller, het aantal bomen neemt toe. Dit is het gevolg van de klei die de Angstel bij overstromingen achterliet op het ondergelopen land. De veenweide gaat langzaam over in de Vechtweide (zie ook: vechtweide)

veranderingen

De ruilverkaveling uit de zestiger jaren heeft weinig aan het beeld veranderd.

De verkavelingsstructuren die duizend jaar geleden gevormd zijn zijn behouden (zie ook: Grote ontginning). Er zij wel een aantal dwarssloten gedicht wat de interpretatie van het landschap er niet makkelijker op maakt.

In Vinkeveen zijn enkele wegsloten gedempt. Aan de oostkant van de Demmerikse polder werd een nieuwe weg aangelegd met een vijftal nieuwe boerderijen. Bij de aanleg werd de oude landscheiding van de Demmerikse kade behouden. Een nieuwe weg verbindt het dorp Vinkeveen met Portengen. Daartussen kwam een weg te lopen speciaal voor de aanleg van nieuwe boerderijen. Er werden enkele recreatieterreinen ingericht. De hoge bomen in dit gebied verstoren de openheid van het landschap maar de terreinen worden intensief gebruikt (zie ook: agrarisch bedrijf 1945-2000). De ontginningspatronen ontstaan 1000 jaar geleden zijn echter behouden.  Lange rechte sloten naar de horizon.

 De boerderijen lagen in de lintdorpen. Door de verplaatsing van de bedrijven naar de ruilverkavelingswegen verdween de boerderij uit het lintdorp. Door de veranderde werkwijze van het boerenbedrijf veranderde het beeld van de veenweide. De kruidenrijke weilanden verdwenen. Het werd een monotoon groen laken zonder variatie van de begroeiing. Een enkel stukje behield zijn oude karakter van voedselarm weiland. Bij de Veenkade onder Portengen bleef een klein stukje weiland ongemoeid. Het ‘Armenland’ behield zijn eigen verstilde beeld. In de voorzomer bloeit er het veenpluis en dat kleurt het Armenland wit 

De laatste twintig jaar is er meer aandacht voor de biodiversiteit. Door een veranderend beleid komen langzaam de oeverbegroeiingen terug. Langs de sloten in het voorjaar de dotterbloemen, gevolgd door de zwanenbloemen en de lissen. Op weilanden die deel uitmaken van het agrarisch natuurbeheer neemt ook de kruidenrijkdom weer toe. 

De veenweiden te oosten van de vecht

De veenweiden bij Westbroek en Achttienhoven zijn kleinschaligern de veenweiden ten westen van de Vecht. Ze worden veel meer afgewisseld door de moerassenbossen van de Molenpolder en Westbroek. Bij de ontginning na 1100 is een opstrekkende verkaveling ontstaan van het zuidwesten naar het noordoosten. De lintdorpen bepalen hier ook de structuur. Naar het noorden sluiten de veenweiden aan bij Egelshoek. De zandlaag onder het veen loopt op van het westen naar het oosten (zie ook: ontstaan van het vechtlandschap) In de westelijk veenweiden is de veenlaag meters diep. In de oostelijke vechtweiden ligt de zandlaag veel hoger en is het veenpakket dun. Hier en daar niet meer dan een meter. In het oostelijke deel richting Maartensdijk is het veenpakket volledig verdwenen en zijn de veenweiden eigenlijk veranderd in weiden op zand maar door de verkaveling zijn ze nog als veenweiden te herkennen. De oostelijke veenplassen sluiten direct aan bij de Utrechtse heuvelrug.  Overtollig water uit de Heuvelrug kwelt naar de lagergelegen veengebieden. De sloten hebben hier dan ook een uitstekende waterkwaliteit.

veranderingen

Net als in het westelijke veenweidegebied zijn de meeste boerderijen verdwenen uit de lintdorpen. Er zijn een aantal nieuwe bedrijven gebouwd. Met name bij Westbroek, waar de kavels bijna vier kilometer lang konden zijn en in het noordelijke gedeelte bij Maartensdijk gebeurde dit. Aan de zuidzijde sluit de veenweide aan bij de bebouwing van de stad Utrecht. Hier heeft zich een belangrijk recreatiegebied ontwikkeld. Er is een loop-fietsbrug gebouwd die de stad verbindt met een aantal recreatieve voorzieningen ontstaan die in het weidegebied zijn ontwikkeld.

De kleine veenweidegebieden bij Kortenhoef en het naardermeer

Tussen de moerassen en de hogere zandgronden ligt een reeks van kleinere veenweidegebieden. Ze worden omzoomd door moerasbossen. Op vele plaatsen zijn de aansluitende zandgronden bebouwd met nieuwbouwwijken. Een aantal van de veenweiden hebben een grote botanische waarden. Hier en daar zijn de kruidenrijke weilanden nog aanwezig. Ze worden minder intensief gebruikt dan de grotere veenweidegebieden.  De veenlaag is relatief dun en daarom zijn deze gebieden niet verveend. Het water uit de hogere zandgronden kwelt in deze gebieden omhoog waardoor de waterkwaliteit in de sloten ook beter is. 

Het biologische leven in de veenweide

het water

Het veen van de veenweiden verteert makkelijk. Zodra het boven het grondwaterpeil komt te liggen komt het in aanraking met zuurstof en begint het te verteren en verdwijnt. Bij de vertering komt veel CO2 vrij. Daarnaast wordt het veenpakket makkelijk samengedrukt. Het resultaat is dat het veen al honderden jaren zakt. In de loop van eeuwen is het land meer dan drie meter lager komen te liggen. De dikte van de veenlaag in het westelijke deel is op vele plaatsen nu nog meer dan zeven meter. In het oostelijke veenweide gebied is de veenlaag veel dunner en hier en daar verdwenen.

De inklink is alleen te vertragen door het waterpeil hoog te houden. Het land ligt vaak niet meer dan 30 cm boven het peil in de sloten. Door het hoge waterpeil in de sloten dreigt bij hevige regenval het land snel onder water te lopen. Om dit te voorkomen zijn de sloten breed zodat veel water in de sloten opgeslagen kan worden voor het land onder water loopt. De gemalen moeten er verder voor zorgen dat het water snel wordt afgevoerd.

In de zomer is in het midden van de percelen de verdamping groter dan de toevoer van grondwater. Het grondwaterpeil zakt en de afbraak van het veen wordt versterkt. De percelen gaan hol liggen, het midden ligt lager dan de randen. In de meest extreme situaties ligt het middelste deel van het perceel constant onderwater. Er wordt nu geprobeerd dit droogvallen te verminderen door via drainagebuizen extra water aan te voeren naar de uitdrogende delen.

 

De sloten herbergen een uiterst waardevolle flora en fauna. Op het water drijven 's zomers de waterlelies en de gele plomp. Op sommige plaatsen ontstaat onverwacht een veld met krabbenscheer, een paar jaar later zijn ze weer verdwenen. Nu het water schoner wordt komen er ook steeds meer ondergedoken waterplanten voor, zoals hoornblad. De sloten zijn rijk aan vis, in de schonere sloten vinden we de snoek, de rietvoorns en de modderkruipers. In de voedselrijkere sloten de brasem en de blankvoorn. 

Bomen

Bomen in het veenweidegebied zijn zeldzaam. De wortels van de bomen komen tot aan het grondwater. Door het hoge grondwaterpeil kunnen de bomen in het veenweidegebied niet diep wortelen. Vaak komen ze niet dieper dan 30-40 cm. De wortels verspreiden zich wel horizontaal, maar bij een stevige wind zijn ze kwetsbaar.

Alleen knotwilgen die regelmatig geknot worden houden het veertig tot vijftig jaar uit. Door het knotten ontstaat het bekende silhouet. De knotten vormen een eigen leefgemeenschap. Planten gaan groeien in het vermolmde deel van de knot, insecten vinden er een beschermde plek. In de knotten ontstaan veel holtes  waarin vogels, zoals de koolmees en de grote bonte specht kunnen broeden.

Bij de ruilverkaveling van de zestiger jaren werd gekozen het open karakter van de veenweide te handhaven. Alleen oude lijnen in het landschap, zoals zuwen en landscheidingen, werden geaccentueerd. In de richting van de vechtweide verandert het landschap. de hogere beplanting neemt toe. Het land is steviger en de bomen wortelen veel makkelijker.

de rijkdom van de veenweide

Door de ontginning duizend jaar geleden (zie ook: grote ontginning) verdween het natuurlijke landschap. Het werd een agrarisch gebied met landbouw, later gevolgd door een weidegebied met koeien het werd een puur cultuurlandschap ( zie ook: agrarisch bedrijf 2000-heden).

 De percelen waren lang en veel van het land lag ver van de boerderij. Het land kon alleen per boot bereikt worden. Het was vooral 's winters erg nat. Er was een tekort aan mest. De weilanden bij de boerderij, de huiskavels, werden het best bemest en op hoogte gehouden door materiaal van buiten. Op de weilanden ver van de boerderij, de veldkavels, werd alleen gemaaid. Dit is eeuwenlang zo doorgegaan. Er kon er zich een rijke flora en fauna ontwikkelen Het was een cultuurlandschap met grote biologische waarden. Een half-natuurlijk landschap waarvan de waarde bepaald werd door de ondergrond, het water en de beperkte invloed van de mens. Door het veranderde beheer van het land is het half-natuurlijk landschap verdwenen en weer overgegaan in een puur cultuurlandschap (zie ook: agrarisch bedrijf 1945-2000).

De veenweiden zijn beroemd om de weidevogels.  In hoeverre de weidevogels vroeger talrijk waren in het half-natuurlijk landschap is moeilijk te achterhalen. De voedselrijkdom was minder en het is waarschijnlijk dat ook het aantal weidevogels geringer was. Waarschijnlijk leefden er echter soorten die we nu niet of nog nauwelijks tegenkomen, zoals de watersnip en de kemphaan. Toen vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw het land meer bemest werd verdwenen de kwetsbare soorten, maar grutto, tureluur en kievit namen in aantal toe. De weidevogels kwamen in maart en verdwenen weer in juni. Vanaf de vijftiger jaren is, door de veranderde bedrijfsvoering, het aantal weidevogels echter sterk afgenomen. Er zijn nu ontwikkelingen gaande om de weidevogels terug te brengen in de weilanden.

de recreatieve waarde van de veenweiden is groot

Een open landschap met Hollandse wolkenluchten. Door een beter beheer wordt de vegetatie langs de sloten soortenrijker. In het voorjaar de dotters. In de zomer de gele lis, de kattenstaart en de zwanenbloemen. In het voorjaar de weidevogels, 's winters de overwinterende ganzen en smienten. Vele agrarische wegen vormen een netwerk van fietspaden. Door de veenweiden lopen ook een aantal wandelpaden, zoals de oude spoordijk door de Demmerikse polder, het Bellopad en het Bert Bospad bij Westbroek. Bij Portengen loopt de Veenkade juist op de scheiding tussen de verkaveling van het koepelveen en de copeverkaveling van Portengen en Kockengen. Indien de nieuwe ideeën over agrarisch beheer gestalte krijgen zal de landschappelijke waarde ven de veenweiden verder.

Het hele jaar door proberen de vissers iets te vangen,  terwijl ze genieten van het landschap. Het water is rijk aan brasem en rietvoorn. In de schone sloten leeft ook veel snoek, vooral in het najaar probeert de visser deze te verschalken. Hij vangt hem, meet hem en zet hem weer terug in het water,